Hoe hypergevoeligheid, trauma en epigenetica ons zenuwstelsel vormen — en hoe je lichaam leert dat de kust eindelijk veilig is.
Soms denk ik dat we veel minder “kapot” zijn dan we zelf geloven.
Dat we niet gemaakt zijn om te breken, maar om te reageren.
En dat die reacties — die hypergevoeligheid, die alertheid, die vermoeidheid — veel meer zeggen over wat ons lichaam ooit heeft moeten overleven dan over wie we vandaag zijn.
Ik leerde in de KPNI-opleiding iets wat me is blijven vastgrijpen: epigenetica.
Het idee dat onze genen niet ons lot zijn, maar schakelaars.
Aan of uit.
En dat het leven — hoe we eten, hoe we ademen, hoe veilig we ons voelen — die schakelaars bedient.
En ergens voelde dat zo logisch dat het bijna pijn deed.
Want als een gen pas ‘aan’ springt wanneer onze leefstijl dat toelaat…
Wat doet dat dan met dingen zoals hypergevoeligheid?
Met altijd alles voelen?
Met leven alsof je constant over je schouder moet kijken?
Ik merkte bij mezelf dat het niet zomaar “gevoelig zijn” was.
Het was scannen.
Leven alsof er overal wolven in de struiken zitten.
Mijn zenuwstelsel stond altijd klaar om te vluchten — zelfs in een woonkamer die stil was.
Zelfs op een ochtend zonder dreiging.
Zelfs wanneer mijn hoofd zei: het is oké.
Want het lichaam luistert niet naar woorden.
Het luistert naar ervaringen.
Naar wat het ooit heeft moeten overleven.
Naar de zenuwstelsels waaruit we geboren worden.
Ik ben ter wereld gekomen uit een moeder die zelf oorlogskind was (1937).
Mijn lichaam heeft negen maanden liggen marineren in haar wereld
een wereld die voor haar onveilig was.
En daarna bracht het leven mij opnieuw in situaties waar onveiligheid de norm was.
Ook dat heeft mijn systeem gevormd.
En dan denk ik:
Natuurlijk stond mijn systeem op scherp.
Natuurlijk voelde ik elke verschuiving in de ruimte.
Natuurlijk hield ik mijn adem in bij het minste geluid.
Het was geen “karaktertrek”.
Het was een erfenis van overleving.
En hoe hard ik ook aan mezelf werkte — therapie, mindset, boeken, meditaties — het bleef precies dweilen met de kraan open.
Want mijn hoofd geloofde dat alles oké was.
Maar mijn lichaam niet.
En daar wringt het:
We proberen met ons hoofd te genezen wat in ons lichaam leeft.
Het is pas toen ik via adem en lichaamswerk contact maakte met het oude…
Toen ik niet meer probeerde te begrijpen maar te voelen…
Toen ik de spanning in mijn lijf begon te ontmoeten in plaats van te bevechten…
… dat er echt iets verschoof.
Veiligheid is geen gedachte.
Het is een ervaring.
En die ervaring begint niet boven de schouders.
Maar in het lichaam dat al die jaren heeft geprobeerd je te beschermen.
En hoe je dat verandert?
Niet door harder te worden.
Niet door te forceren.
Niet door jezelf “eens goed bijeen te rapen”.
Maar door zachtheid.
Door adem.
Door het lichaam te leren dat de wolven ondertussen verdwenen zijn.
Misschien is dat wel de echte schakelaar.
Niet alleen leefstijl als in: salades eten en supplementen slikken.
Maar ook leefstijl als in: durven leven op een plek waar je systeem eindelijk mag ontspannen.
Misschien is dat wel wat onze genen aan- of uitzet.
Wat gevoeligheid tempert.
Wat overleving verzacht.
Wat ruimte maakt voor leven.
Niet perfect.
Niet in één keer.
Maar langzaam.
Zacht.
Écht.
Reactie plaatsen
Reacties